Zorg voor voldoende verse lucht.
Daarvoor is er voldoende luchtinlaat nodig. Voor een kraamstal van 50 zeugen is er op een warme zomerdag minimaal 1,5 m² luchtinlaat nodig.
Zorg voor schaduw of sluit op warme dagen de ramen af.
In kraamstallen met veel ramen aan de zuidzijde, zal de temperatuur extra hoog oplopen doordat de zon ’s middags op deze kant staat.
Correcte vloertemperatuur: 34 à 35 °C.
De vloerverwarming en biggenlampen produceren veel extra warmte. Gebruik de vloerverwarming in een warme periode alleen de eerste week na de geboorte. Biggenlampen mogen na twee dagen uit op warme dagen (let wel op het liggedrag van biggen).
Het temperatuurverschil tussen dag en nacht is groot bij warme dagen in het voor- of najaar.
Te veel blijven ventileren ’s avonds en ’s nachts kan tocht en te veel afkoeling veroorzaken bij de zeug en de biggen. Stel daarom de vraagtemperatuur niet te laag in: in de zomer niet lager dan 22 °C.
Let er goed op dat de waterkwaliteit in orde is en het debiet van de nippel minimaal 2 l/minuut.
Zeugen in de kraamstal drinken veel water, vooral op warme dagen. Zeugen moeten ruim 30 liter water per dag kunnen drinken.
Verdeel de dagelijkse portie voeder aan de zeugen over minimaal 3 beurten.
Voeder ook op de frissere momenten van de dag. Bijvoorbeeld ’s morgens vroeg, rond 10 uur en de derde voederbeurt ’s avonds laat.
Een lagere voeropname van de zeugen uit zich vaak in een lagere melkproductie. Besteed op die dagen extra aandacht aan het bijvoederen van biggen. Start vanaf 12 uur na het werpen met VIDA Milk of vanaf 3 dagen na werpen met VIDA prestarter.